vrijdag 6 januari 2012

Een Kerstverhaal



Het was de avond voor Kerstmis. Ruben sloop stilletjes op zijn kousen de trap af. Zou de Kerstman er al zijn?




Behoedzaam glipte de jongen op zijn tenen door de gang. De planken vloer boog door en kraakte licht onder zijn voeten. Het kind hield zijn adem in en beet zachtjes op zijn onderlip… – Had iemand hem gehoord?


Ergens buiten sloeg de Sint-Pietersbandenkerk twaalf uur en joeg een gure winterwind sneeuwvlokken door verlaten straten. De storm floot wild in de schoorsteen en blies kleine wolkjes roet de kamer in, maar verder bleef alles rustig in huis.


Ruben schuifelde opgelucht naar de keuken, waar hij een schotel op tafel had klaargezet;  een flinke beker warme melk, een borrel sherry en een royale portie Lommelse zandkoeken en pralines, die hij persoonlijk en met veel flair op het bord had geschikt voor zijn gast.




De melk stond er nog – onaangeroerd – maar het sherryglaasje lag leeg en verlaten omgekiept. Van de koekjes was alleen wat gruis nog over, alsof een kolonne muizen de schotel in allerijl had leeg gevreten.



De jongen zuchtte diep. Hij was te laat.


Met hangende schouders slofte Ruben terug en wilde net de trap weer op – hij had zijn hand al om de leuning en een voet op de tree – toen hij gestommel hoorde… Een gedempte kreet van pijn brak de stilte van het sluimerende huis.




Opgewonden sloop het kind de woonkamer in. Voorovergebogen bij de schouw stond een mannetje, een grote uitpuilende zak over zijn linkerschouder geslagen, dat driftig over zijn zere hoofd wreef. Hij keek woedend naar de schouwmantel en vloekte binnensmonds.


Even wist de jongen niet wat hij van de hele situatie moest denken, maar toen viel zijn oog op de kerstboom, waaronder hij een groot rood pak met zijn naam erop ontwaarde. Het fonkelde vrolijk in het licht van de kerstlampjes.




“Bent u de Kerstman?” Vroeg het jongetje beduusd en schuifelde dichterbij, terwijl hij het kleine mannetje nieuwsgierig opnam. Hij had een vuist en mond vol koek, die hij verwoed probeerde weg te slikken om te kunnen antwoorden, en droeg een groene trui op een zwarte broek. Zijn nauwsluitende groene muts drukte zijn oren zo fel tegen zijn hoofd dat het leek alsof hij puntoren had. Het was wel een gek zicht, vond de jongen.


“Euhm.” Antwoordde het mannetje hakkelend – een golf van koekbrokken spoot tussen zijn lippen door – en wreef over zijn stoppelige kin. Zijn stem klonk een beetje rauw en hees. “Nee. Nee, ik ben… ik ben een kerstelf. De Kerstman heeft het druk, dus, dus euh, helpen wij hem een handje om alle pakjes op tijd rond te brengen.”


“Oh.” Zei het jongetje bedremmeld en liet zijn hoofd wat zakken. “Jammer. Ik wilde vandaag zo graag de Kerstman zien. Ik ben de hele nacht opgebleven.”




“Misschien volgend jaar”, troostte het mannetje, “en ga nu maar vlug weer naar bed, hop hoor, of ik moet de Kerstman vertellen dat je stout geweest bent en dan neemt hij jouw cadeau weer mee!”


Teleurgesteld droop het kind af en leunde boven in zijn kamer op de vensterplank om neer te kijken op de verlaten straten van het centrum. Hij had de Kerstman nu alweer gemist. Zuchtend keek hij langs de kerktoren omhoog, achter de koepel van het Glazen Huis door  naar de sterren en daar zag hij nog net een zigzaggend lichtje door de hemel wegschuiven, begeleid door honderden rinkelende belletjes. Daarbij kon hij wel zweren dat hij iemand luidkeels en schuddebuikend “Ho, ho, ho! Prettig Kerstfeest!” hoorde roepen.




De volgende morgen kon de jongen opgewonden aan zijn vriendjes vertellen dat hij een kerstelf ontmoet had en dat hij de slee van de Kerstman nog net aan de horizon had zien verdwijnen. Alleen vroeg hij zich af waar hij die TV, stereo-installatie en computer voor nodig had die opeens uit het huis waren verdwenen. Ach ja, misschien hadden ze dat op de Noordpool niet.



*afbeeldingen: courtesy of Word illustraties






© Dwaallicht Showcase, 2011

Geen opmerkingen:

Een reactie posten